We besteden uren per week aan onze voeding, beweging en mentale gezondheid. Maar de tong? Die krijgt nauwelijks aandacht. Toch blijkt uit een groeiende stapel wetenschappelijke studies dat juist dit kleine spierbundeltje een centrale rol speelt in onze gezondheid. Niet figuurlijk. Letterlijk.
Wie zijn tong op de juiste plek legt – hoog in het gehemelte, net achter de voortanden – legt de basis voor een goede ademhaling, heldere spraak, gezonde slaap en zelfs een rechtopstaande houding. Wie dat niet doet, loopt risico op een kettingreactie van klachten: een ingezakte borstkas, een beugel, ademstops ’s nachts, spraakproblemen, en zelfs vermoeidheid overdag.
We moeten het zeggen zoals het is: de tong is het vergeten fundament van gezondheid.
Een kwestie van millimeters
De juiste tongpositie klinkt onschuldig. Maar laat je niet misleiden. Ligt de tong verkeerd – bijvoorbeeld slap op de bodem van de mond – dan verandert alles. Letterlijk alles. Je gaat anders slikken. Anders ademen. Anders staan. Kinderen met een lage tongpositie groeien anders op: hun bovenkaak blijft smal, tanden krijgen geen ruimte, en de kin wijkt naar achter. Het is het verschil tussen een ontspannen gezicht en het bekende “open mond”-syndroom dat we in basisscholen massaal kunnen spotten.
De oorzaak? Vaak is het aangeleerd gewoontegedrag, mogelijk veroorzaakt door (te lang) speengebruik, flesvoeding of duimen. Of structureel: een te korte tongriem. Of functioneel: mondademhaling door een verstopte neus. Het resultaat is hetzelfde: de tong blijft beneden en veroorzaakt een domino-effect op het hele lijf. Onderzoekers spreken niet voor niets over het adenoïde gezicht: lange gelaatstrekken, ingezakte houding, en een tong die niet ligt waar hij hoort.
De ademhaling als indicator
Wie door de neus ademt, doet niet alleen de longen een plezier. Neusademhaling zorgt er vaak voor dat de tong zich automatisch in de juiste rustpositie nestelt. Neusademhaling maakt van de tong een natuurlijke steunpilaar van de schedelbasis. Mondademhaling daarentegen – de standaard bij wie een smallere bovenkaan heeft, veel verkouden is of gestrest of ongezien opgroeit – maakt van de tong een losgeslagen projectiel dat in de keel zakt. Met alle gevolgen van dien.
Snurken. Slikproblemen. Open beten. En – jawel – slaapapneu. Een aandoening die meer dan een miljoen Nederlanders treft, vaak onopgemerkt, en die het leven jarenlang in de greep kan houden. Steeds vaker wijst onderzoek naar de tong als de boosdoener. Of preciezer: een tong die zich nooit geleerd heeft hoe rust eruitziet.
De stille saboteur van spraak
In de kleuterklas is het misschien nog schattig: dat geslis bij de s, dat struikelen over de r. Maar wanneer het structureel wordt, zijn de gevolgen diepgaand. Kinderen met een afwijkende tongpositie hebben tot vier keer vaker spraakstoornissen dan hun leeftijdsgenoten. En nee – dat ligt niet alleen aan “lui articuleren”.
De tong is een spier. En net als alle spieren kun je hem trainen. Maar wat doen we? We geven logopedie zonder naar rusthouding te kijken. We plaatsen beugels zonder de tong een functie te geven. En we klieven tongriempjes op basis van twijfelachtige criteria, zonder te investeren in training achteraf. Terwijl een simpele gewoonteverandering – tong tegen het gehemelte, neus dicht, lippen gesloten – al het verschil kan maken.
Slaap – of het gebrek daaraan
’s Nachts doet de tong waar hij zin in heeft – tenzij jij hem getraind hebt. Wie plat ligt, voelt het: de tong zakt naar achter, blokkeert deels de keel, en veroorzaakt snurken. Of erger: complete ademstops. Het is geen toeval dat mensen met slaapapneu vaak een lage tongpositie hebben. Hun tong is niet te groot, maar te slap. Niet te zwaar, maar te ongetraind.
En hier komt de crux: we behandelen slaapapneu met apparaten, operaties, en bitjes. Maar zelden met de oorzaak: de spierfunctie van de tong. Terwijl oromyofunctionele therapie (OMFT) – tongtraining dus – in meta-analyses net zo effectief blijkt als sommige medische hulpmiddelen. We weten het, we zien het, en toch doen we het nauwelijks.
Waarom? Omdat we de tong nog altijd niet serieus nemen.
De tong en de zwaartekracht
Stel je een kind voor dat net leert lopen. De wereld in, rechtop, nieuwsgierig. Maar dan zie je het: zijn mond staat open. Niet één keer, maar altijd. Geen verkoudheid, geen huilbui – gewoon een open mond, als nieuwe standaard. Onschuldig? Dacht het niet.
Een open mond is niet alleen een symptoom. Het is een oorzaak – van structurele, sluimerende schade. En de tong? Die zakt mee, als een verveelde toeschouwer naar de bodem van de mond. Weg ondersteuning. Weg evenwicht. Wat volgt is geen anatomisch toeval, maar een biomechanisch domino-effect.
Want wat gebeurt er als je tong niet meer tegen het gehemelte rust? Dan mist het hoofd zijn natuurlijke binnenste anker. De onderkaak zakt, het hoofd schuift naar voren, de nekwervels buigen mee. De rug past zich aan. En voilà: we zijn op weg naar de houding van een uitgestelde burn-out. Denk: ingezakte borst, holle rug, stijve nek.
Dit is geen nicheprobleem. Dit is de nieuwe standaard bij jongeren die dagelijks urenlang met hun mond open naar een scherm kijken. Kinderen met een open mond lopen letterlijk achterover qua ontwikkeling. Onderzoekers noemen het de forward head posture, wij zouden het ook gewoon de slappe-tong-houding kunnen noemen. Want waar de tong slap is, wordt het lichaam scheef.
En het blijft niet bij esthetiek. Een ingezakte houding beperkt de ademhaling (de longen kunnen zich niet goed meer uitzetten), beïnvloedt het energieverbruik en verstoort zelfs de werking van het autonome zenuwstelsel. Met andere woorden: je houding bepaalt je adem, je adem bepaalt je staat – en dat begint allemaal met de plek van je tong.
Dus laten we ophouden met houdingstraining op het niveau van “schouders naar achter, kin omhoog”, terwijl de tong nog steeds als een gelaten blob op de mondbodem ligt. Je kunt duizend keer tegen een kind zeggen dat het rechtop moet zitten – maar zolang zijn tong naar beneden wijst, trekt zijn schedel zichzelf naar voren als een logische, fysieke consequentie.
De oplossing? Begin bij binnenin. Tong tegen het gehemelte. Lippen dicht. Neus open. En dan pas: rechtop. Of zoals je het op een tegeltje zou kunnen zetten:
“Je kunt je houding pas dragen als je tong haar plek kent.”
Tijd voor een nieuwe prioriteit
Het wordt tijd dat we het paradigma kantelen. Gezondheid begint niet bij het hart. Niet bij de longen. Zelfs niet bij het brein. Het begint bij dat kleine lapje spier in je mond. Bij de gewoonte om je tong bewust omhoog te brengen. Bij het trainen van een juiste slikbeweging. Bij het besef dat ademhalen via je neus en slapen met gesloten mond niet optioneel zijn – maar essentieel.
De wetenschap is er. De oefeningen zijn er. De therapeuten staan klaar. Wat nog ontbreekt? Erkenning. Erkenning van het belang van de tong in geneeskunde, tandheelkunde, fysiotherapie en onderwijs. Erkenning in opvoeding, voeding, logopedie en sport.
Of zoals een goed spreker het zou zeggen:
Stop met het onderschatten van je tong. Want als die niet doet wat hij moet doen, doet niks in je lijf het optimaal.